Citaten van Vincent van Gogh

Citaten van Vincent van Gogh over kunst en het leven, de meesten uit brieven aan zijn broer Theo, zijn de door de jaren heen zeer populair geworden.

Van Goghs wijsheid

Vincent van Gogh werd na zijn dood in 1890 al snel beroemd als vooruitstrevende schilder. Inmiddels is hij een van de meest geliefde schilders ter wereld. Met de toenemende interesse in zijn schilderijen is ook de aandacht voor zijn ideeën groter geworden. Men wil graag weten wat een genie beweegt. Het geluk wil dat Van Gogh ondanks zijn vaak moeilijke persoonlijkheid graag brieven schreef. In die brieven klaagde hij graag over geldgebrek. Aan de andere kant voegde Van Gogh vaak nieuwe tekeningen toe aan zijn brieven, vertelde hij over zijn laatste schilderijen en schreef hij vol passie over zijn ideeën. Wat zijn mooie citaten van Vincent van Gogh?

Over het schildersbestaan

En die hoge prijzen waarvan men hoort, betaald voor werk van schilders die dood zijn en bij hun leven zo niet betaald werden – ‘t is een soort tulpenhandel, waarvan de levende schilders meer nadeel dan voordeel hebben. En als een tulpenhandel zal dat ook vergaan. (Aan zijn moeder, 1889)
Ik zou me zeer gelukkig prijzen als ik erin slaagde voldoende te werken om in mijn levensonderhoud te voorzien, want daarover ben ik erg bezorgd, als ik besef dat ik zoveel schilderijen en tekeningen heb gemaakt zonder er ooit te verkopen. Wees niet te snel in uw oordeel dat dat onrechtvaardig is; ik voor mij weet het niet. (Aan Theo, 1889)

Over schilderen

Ik vind dat het leven zo kort is en zo snel gaat, welnu, als schilder moet je toch schilderen. (aan Theo, 1888)
Kleur drukt uit zichzelf iets uit, dat kan men niet missen, daar moet men gebruik van maken. Wat mooi doet, werkelijk mooi – is ook juist. (Aan Theo, 1885)

Over kleur

Een zon, een licht dat ik, bij gebrek aan beter, alleen maar geel kan noemen – bleek zwavelgeel. Bleek citroengeel, goud. Wat is geel toch mooi! (Aan Theo, 1888)
Hoe lelijker, ouder, boosaardiger, zieker, armer ik word, des te meer wil ik me wreken door glanzende, goed geordende en schitterende kleuren te maken. (Aan zijn zus Wil, 1888)
Dat er kleuren zijn die elkaar doen schitteren, die een paar uitmaken, elkaar completeeren als man en vrouw. (Aan zijn zus Willemien, 1888)